Hoe het delen van data maakbedrijven productiever kan maken
Makkelijk, foutloos en veilig gegevens met elkaar kunnen delen is voor bedrijven in de complexe maakindustrie cruciaal. Het zorgt voor een betere afhandeling van orders en uiteindelijk zorgt het voor een sneller productieproces. Veel kleinere bedrijven in de supply chain krijgen zaken als facturen, orders en andere bedrijfsprocessen niet automatisch binnen. Als die data handmatig in je eigen ERP-systeem verwerken, is ontzettend veel extra administratief werk en maakt de kans op fouten groter, omdat data verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden. Het Smart Connected Supplier Network (SCSN) kan een oplossing bieden, maar dan moeten maakbedrijven zich wel aansluiten.
Dit artikel is overgenomen van Innovation Origins. Een van de thema’s binnen SMITZH is data delen. Heb je interesse in onderzoek rondom dit thema? Schakel dan met Lotte de Groen. Wij staan in verbinding met het SCSN, meer informatie daarover vind je hier. Het initiatief is ontstaan vanuit Noord-Brabant, maar de ambitie is om wereldwijd op te schalen om het netwerk tot een succes te kunnen maken. Zo is het Zuid-Hollandse Tradecloud al aangesloten. Het plan is om de komende 2 jaar naar ruim 2.000 aangesloten maakbedrijven te groeien. Je kunt direct contact opnemen met Rutger van der Male als je specifiek interesse hebt in SCSN.
Oplossingen voor data delen
Om al die gegevens vlekkelozer met elkaar te delen bestaan er al oplossingen. Gegevens in de cloud opslaan of directe verbindingen tussen bedrijven opgezet door IT-bedrijven. Maar dit brengt verschillende nadelen met zich mee volgens Rutger van der Male, projectmanager Smart Industry bij TNO. Zo kunnen bedrijven die hun gegevens in een cloud opslaan de controle over hun gegevens kwijtraken en kost het opzetten van directe verbindingen veel geld. “Voor iedere partner waarmee je gegevens uit wilt wisselen moet je een aparte verbinding opzetten. Dat is vooral voor mkb-bedrijven niet te betalen. Cloud-oplossingen hebben weer als nadeel dat deze alleen goed werken als iedereen dezelfde serviceprovider heeft. Dit kan weer leiden tot afhankelijkheid van één partij.”
Volgens hem is er nog veel te verbeteren. “Het netwerk rond bedrijven die samen complexe eindproducten maken wordt steeds belangrijker. Dit netwerk moet in staat zijn om op een veilige en snelle manier gegevens rond te sturen. Niet alleen orders en facturen, maar ook product -en technische gegevens. Daar gaat nu nog te veel mis. Om even wat open deuren te noemen: Verschillende systemen en een andere semantiek. Niet alle bedrijven werken met dezelfde apparatuur en ook hoe gegevens worden ingevoerd, gebeurt overal net weer iets anders.”
Supply chain verbinden
Om al deze bedrijven in de supply chain – van OEM tot staalproducent – met elkaar te verbinden is het Smart Connected Supplier Network (SCSN) opgericht. Een overkoepelende communicatiestandaard waar IT-bedrijven en maakbedrijven zich op aan kunnen sluiten.
Het project is in 2017 opgezet in door Brainport Industries en TNO in samenwerking met maakbedrijven en software-ontwikkelaars, toen uit een inventarisatie bleek dat het niet snel kunnen delen van data, de sector het meest tegenhoudt om effectief samen te kunnen werken. Inmiddels maakt het project onderdeel uit van het Innovatieprogramma ‘Fabriek van de Toekomst’ op Brainport Industries Campus, waardoor een opschaling van het aantal deelnemers uit de maakindustrie mogelijk wordt.
Om uit te leggen hoe het werkt, schuift Mike de Roode van TNO aan, die zich bezighoudt met de technische aspecten binnen het project: “Op dit moment werken veel bedrijven met een traditionele EDI-verbinding, hiermee zetten ze een verbinding op tussen hun eigen bedrijf en bijvoorbeeld een leverancier. Maar in deze industrie zie je dat bedrijven niet één leverancier hebben, maar een hele keten. Dus voor ieder bedrijf waarmee ze data willen delen, moet er een nieuwe verbinding worden opgezet. Iedere keer opnieuw.”
De Roode legt uit dat het SCSN dit oplost door overkoepelende afspraken te maken met aangesloten serviceproviders. Net zoals dat in de telecomindustrie gebeurt. “Ik ben klant bij KPN, maar ik kan ook bellen naar mensen die bij Vodafone zitten. Zo werkt het SCSN netwerk in feite ook. Een maakbedrijf kan een serviceprovider kiezen en het SCSN-netwerk zit ertussen. Het maakt daarom dan niet meer uit welk IT-systeem of serviceprovider een bedrijf heeft.”
Wereldwijde standaard worden
Een ander belangrijk punt is volgens De Roode dat in dit model maakbedrijven zelf controle blijven houden over hun eigen data. “Data is het nieuwe goud, het is van grote waarde om het productieproces te verbeteren. Geen centrale opslag, maar veilige uitwisseling waarbij maakbedrijven zelf de baas blijven.”
Naast deze technische infrastructuur bestaat het SCSN uit een berichtenstandaard. De taal die ervoor zorgt dat alle informatie op dezelfde manier verwerkt wordt. “In deze taal staat alles in. Van financiële zaken tot planningen en 3D-tekeningen. We hebben deze berichtenstandaard ontwikkeld door een intensieve samenwerking met maak -en ICT-bedrijven. Het mooie hiervan: alles is gebaseerd op internationale standaarden. Op deze manier willen we niet alleen Nederland maar ook Europa hierop aansluiten. Dat willen we doen binnen Europese innovatietrajecten waarin we onderzoeken hoe we SCSN op kunnen schalen. Dit doen we bijvoorbeeld met use-cases in Frankrijk en Spanje. Het uiteindelijke doel is om SCSN naar een wereldwijd niveau te brengen. Maar eerst willen we op verschillende Europese standaarden voor de industrie aansluiten, waardoor landspecifieke eigenschappen zijn ondersteund”, legt De Roode uit.
Voor SCSN de stap naar de rest van Europa en de wereld kan maken, moet de Nederlandse maakindustrie zich aansluiten. Het plan is om de komende 2 jaar naar ruim 2000 aangesloten maakbedrijven te groeien. Op dit moment zijn dat er ruim 100 en zo’n 10 serviceproviders. Volgens Rutger van der Male valt er nog veel winst te behalen: “Zeker bij mkb-bedrijven waar ze anno 2020 nog met excel-bestandjes werken. Hiermee kun je in één keer de hele keten digitaal maken, waarbij iedereen dezelfde standaard hanteert. Dit kan leiden tot een productiviteitsverhoging van wel 20 procent.”