Registratie RoboCrops 2020 open: het event voor telers en tech

Diverse maakbedrijven in onze regio zijn werkzaam in de glastuinbouw of leveren daaraan als techbedrijf. Ben jij er daar één van? Dan mag je dit event niet missen. Om de ontwikkelingen van robotica in de kas te versnellen, wordt op 23 en 24 april voor de eerste keer het event RoboCrops georganiseerd. In World Horti Center en fieldlab RoboHouse worden op deze dagen een hackathon, inhoudelijke sessies en matchmaking georganiseerd. Vanaf 3 maart kun je je aanmelden om aan dit unieke event deel te kunnen nemen.

Robotica in stroomversnelling

RoboCrops brengt telers, techbedrijven, universiteiten en investeerders bij elkaar. Het event  richt zich zowel op de hardware: sensoren, robotarmen, grijpers, autonome voertuigen als de beslissingsondersteunende software die nodig is om de robots aan te sturen. Naast aandacht voor de techniek is er veel aandacht voor het vinden, ontwikkelen en opschalen van praktijkoplossingen.

Er zijn drie gebieden waar robots of robot-onderlenen in te delen zijn tijdens RoboCrops 2020. Dat zijn “Sense” (sensoren waarmee de robot de omgeving waarneemt), “Think” (het verwerken van de gegevens die uit sensoren komen, vaak met behulp van Artificial Intelligence /Augmented Reality) en “Act” (het uitvoeren van een actie, zoals het snijden van blad of het plukken van groenten of snijbloemen).

Sfeerbeeld programma

Telers, techbedrijven en studenten

Voor telers is er op 23 april een programma in World Horti Center, waarbij ze een uitgebreide en diepgaande presentatie van de stand van zaken op het gebied van de ontwikkeling van robotica (voor glastuinbouw) krijgen. Techbedrijven en universiteiten kunnen op 24 april laten zien wat de technische mogelijkheden en uitdagingen zijn.

Op beide dagen zullen studenten in RoboHouse in Delft actief zijn tijdens een grote hackaton georganiseerd door TU Delft en de WUR. Tijdens die hackaton zullen zij hun expertise loslaten op diverse challenges en daarmee bijdragen aan de versnelling van ontwikkeling in de robotica. Op 24 april pitchen zij hun hacks voor een vakjury in World Horti Center. Tevens is er in het programma de ruimte voor matchmaking tussen de verschillende partijen.

Sfeerbeeld programma

Inschrijving

RoboCrops is hét event voor experts binnen de glastuinbouw en binnen robotica.  De inschrijving staat vanaf 3 maart open.

 

Interview Skillsprogramma RoboHouse

Hoe kom je als fieldlab tot een succesvol skills-programma? Jaimy Siebel, managing director bij fieldlab RoboHouse, werd hier door het landelijke Smart Industry platform over geïnterviewd. Lees hier over de aanpak van het fieldlab, testfaciliteiten, Discovery tracks, cursussen, het RoboHouse Canvas,  ingenieursprojecten en onderzoekstrajecten.

Wat is de gedachte achter RoboHouse?

“Vanuit de TU Delft en de hele RoboValley zijn we veelvuldig in contact met bedrijven rondom robotica. Daaruit bleek een behoefte aan een operationele testomgeving waar men samen nieuwe robotica applicaties kan ontwikkelen, dat werd RoboHouse. Daarin werken bedrijven, kennisinstellingen en leveranciers van robots en toebehoren samen aan innovatieve projecten. Dat doen we via verschillende programmalijnen, namelijk robotica-applicatie-opdrachten, een cursusprogramma voor robotmakers, een design traject voor “toepassers” van robotica en een gedeelde testfaciliteit voor industriële robotica toepassingen.”

Waarom is het voor een bedrijf interessant om mee te werken aan robotica-applicatie-opdrachten?

“Veel bedrijven zien een toekomst met een ‘meer-geautomatiseerde’ automatisering in hun werkprocessen. Deze bedrijven zijn allemaal bezig met het werven van (robotica-)competenties. Wij ondersteunen hen, door het maken van een ‘proof of principal’. Binnen deze projecten wordt in een multidisciplinair team aan de robottoepassing gewerkt, waarbij alle teamleden leren. Met de studentopdrachten gaat bijvoorbeeld een groep van 4 tot 6 studenten aan de slag met een opdracht uit het bedrijfsleven. Studenten analyseren de vraag en spiegelen deze bij de bedrijven om met elkaar gaandeweg tot de achterliggende vraag te komen. Uiteindelijke realiseert het team een fysieke ‘proof of concept’. Dit laatste is heel belangrijk bij robotica. De theorie is vaak mooier dan de praktijk. Vaak blijkt in de praktijk pas wat wel en niet mogelijk is. We faciliteren deze samenwerking in 3 varianten:

  • Studieopdrachten, met inzet van studenten (voor studiepunten)
  • Ingenieursprojecten, met inzet van een combinatie van experts, zoals: TNO, talenten en/of RoboHouse medewerkers
  • Of een onderzoekstraject (meerjarig TU Delft onderzoek)

Welke activiteiten doen jullie in het leercentrum?

“Hierin geven we een aantal cursussen. Het meest bekend zijn we met onze ROS-cursus. ROS (Robot Operating System) is een generieke robot-besturingstaal (middleware), die goed aansluit op bestaande platforms. In deze cursus leer je de basis van het robotprogrammeren. Dit stelt de deelnemers in staat om (zonder vendor-locking) robot-applicaties te schrijven. Daarnaast hebben we de cursus Robot Operation opgezet. We liepen tegen het feit aan dat er vaak praktische vragen spelen omtrent het implementeren van een robot. In deze cursus robot leer je een robotica applicatie daadwerkelijk gereed te maken voor inzet in productie. Deze cursus gaat in op alle praktische randvoorwaarden. Hoe stel je je robotstation op, hoe integreer je bijvoorbeeld een conveyor belt, en hoe integreer je veiligheid.

We hebben verschillende bedrijven gevraagd welke kennisbehoeften zij hebben, waarna we de cursus Vision Technology hebben opgezet. Deze cursus gaat in op de integratie van vision technology in een robot applicatie: Hoe ga ik om met beeldinformatie en hoe kom ik aan data, en hoe zorg ik ervoor dat ik iets kan met deze data?

Daarnaast bieden we ook partners de ruimte om specifieke cursussen te geven. Dit doen we bijvoorbeeld samen met toeleveranciers die hierbij onze faciliteiten gebruiken. Dit kan product specifiek zijn, of juist thematisch zoals bijvoorbeeld omtrent veiligheid.”

Op welke wijze ondersteunen jullie bijvoorbeeld het management van een bedrijf?

“We krijgen best vaak vragen van bedrijven die wel al een idee hebben van hun problemen. Dit idee komt dan voort uit actuele situaties, bijvoorbeeld een tekort aan personeel. Het is heel begrijpelijk dat hierbij gedacht wordt aan de inzet van een robots als oplossing voor het probleem. Echter het inzetten van geavanceerde automatisering vraagt om een strategische en structurele benadering. Hiervoor hebben we de zogenoemde Discovery Track ontwikkeld. Deze track hebben we o.a. via de Rabobank Robo Challenge uitgewerkt tot een gestructureerde methode waarbij het management inzicht krijgt in mogelijkheden én onmogelijkheden van robotica. We kijken dan eerst naar alle repeterende processen in het bedrijf en stemmen af, welke processen geprioriteerd moeten worden. Dit levert de input om bepaalde processen in meer detail te bespreken op het RoboHouse Canvas. Hiermee kunnen bedrijven heel snel en to the point, in overleg met een expert, inzicht krijgen of en hoe een proces geautomatiseerd kan worden. Een bedrijf heeft hiermee in één middag inzicht in de technische haalbaarheid van hun vraagstuk.”

En leidt dit dan weer tot nieuwe projecten?

“De uitkomsten van een discovery workshop verwijzen we zoveel mogelijk door naar bestaande marktpartijen. Als een nieuwe functionaliteit vereist is, kunnen we het oppakken als innovatietraject. We kunnen dit afhankelijk van de behoefte oppakken als een robotica applicatie opdracht in ons testcentrum.”

Meer weten?

Lees hier het volledige interview.

Update onderzoeksproject Get Smart: leren innoveren ligt bij de leiding van het bedrijf

Hogeschool Rotterdam startte een aantal jaar terug het onderzoeksproject Get Smart. Hierin onderzoeken ondernemers uit de industrie samen met onderzoekers, docenten en studenten hoe zij hun innovatievermogen kunnen verbeteren en ideeën beter kunnen ontwikkelen en vermarkten. Een groep vooraanstaande maakbedrijven uit de regio rondde dit twee jaar durende traject in 2018 af. September 2019 is een nieuwe lichting bedrijven gestart met het praktijkonderzoek. In het online Get Smart Magazine is nu een update beschikbaar van de inzichten en ervaringen uit dit project.

Het onderzoeksteam van Get Smart is intussen ruim een jaar bezig met het analyseren van scans, interviews en (stage)rapporten van studenten. Aanvullend heeft het team gedurende het voorjaar van 2019 diepte-interviews afgenomen bij de directies van de deelnemende bedrijven. Dat heeft een schat aan informatie en inzichten opgeleverd die nu geleidelijk aan wordt vertaald naar een aantal publicaties en casestudies die als tastbaar resultaat van het Get Smart project worden opgeleverd. Een voorproefje van twee van de publicaties vind je in het tweede Get Smart Magazine: een artikel over familiebedrijven van de hand van Johan Reijenga en een bijdrage van Björn Rietdijk over de dominante logica van leiders. Daarnaast bevat het Magazine interviews met deelnemende studenten, docenten en bedrijven.

Meer weten?

Bekijk hier het Get Smart Magazine.

Interview Skillsprogramma Duurzaamheidsfabriek

Hoe krijg ik mijn medewerkers mee in nieuwe ontwikkelingen? Wat is een skillsprogramma? Daniel Wortel, innovatiemanager bij Fieldlab de Duurzaamheidsfabriek, werd door het landelijke Smart Industry platform geïnterviewd over hun skillsprogramma. Lees hier hoe dit fieldlab via innovatieprojecten op een vernieuwende manier invulling geeft aan techniekonderwijs en een leven lang ontwikkelen en bepaal of dit misschien iets voor jouw bedrijf is.

Wat is het doel van De Duurzaamheidsfabriek?

“Wij ondersteunen bedrijven bij het aanpakken van (technische) kennisvraagstukken. Dit doen we door bedrijven te laten samenwerken met elkaar en met studenten en gaandeweg gedurende het project samen te innoveren en te leren.”

Hoe komt zo’n samenwerking tussen bedrijven en onderwijs tot stand?

“We verbinden de innovatievraagstukken van bedrijven aan onderwijs. Daarbij richten we ons met name op de toepassing van nieuwe, maar bewezen technologie, zoals bijvoorbeeld robotisering. Het begint vaak met een technisch-inhoudelijke vraag, maar het eindigt meestal met de vraag: hoe krijg ik mijn medewerkers mee? Ik kom bij veel bedrijven die denken dat de complexiteit van hun omgeving vraagt om hbo of wo-geschoolden. Vaak blijkt dat we in de praktijk de vraagstukken kunnen oplossen door zittende medewerkers en studenten uit het beroepsonderwijs (mbo en hbo) samen te laten werken in projecten.”

Hoe gaat dit in zijn werk?

“Wij zijn complementair aan de innovatievraagstukken van bedrijven. Wij komen niet direct kennis brengen, maar helpen eerst met het formuleren van wat nu eigenlijk de behoefte is. De aanleiding voor een innovatieproject is vaak een concreet probleem in het productieproces. In veel gevallen ligt achter zo’n vraagstuk een diepere vraag. Vervolgens gaan we samen met medewerkers van het bedrijf en onderwijs (docenten en studenten) met een gestructureerde aanpak aan de slag om tot de juiste oplossing te komen. Hierbij kijken we niet alleen naar de werkprocessen, maar proberen we ook verbindingen te leggen met de organisatiecultuur en andere vernieuwingen binnen het bedrijf.
Bij de verbinding tussen het bedrijf en het onderwijs, is het vraagstuk van het bedrijf altijd het vertrekpunt. Vervolgens zijn er drie ‘paden’ te onderscheiden in de aanpak: leren, werken en innoveren. Zo moeten de studenten natuurlijk worden opgeleid in de betreffende techniek. Dat gebeurt in het initiële beroepsonderwijs. Daarnaast moet de concrete innovatie worden ingebed in de nieuwe organisatie. Daarbij worden ook de medewerkers meegenomen in de vernieuwing én worden studenten en docenten betrokken zodat de innovatie ook op een organische manier landt in het onderwijs. Het derde pad betreft het ‘samen leren’, omdat tijdens een innovatie altijd nieuwe vraagstukken opduiken én ook nieuwe inzichten.”

Wat is het voordeel van de samenwerking tussen studenten en ervaren medewerkers in één project?

“Onze jongeren begrijpen en passen nieuwe technologie heel gemakkelijk toe. Werkende vaklieden zijn goed in hun vak. Daar maken we de match. Wij noemen dit het omgekeerd meester-gezel model: Door medewerkers en studenten in projecten samen te laten werken, vindt een omgekeerde kennisflow plaats. De studenten groeien op met het inzetten van technologie en lopen hierin voor ten opzichte van medewerkers, ze nemen hen in feite op sleeptouw. Tegelijk vult de medewerker de studenten aan, bijvoorbeeld op de specifieke randvoorwaarden van het project. Zo ontstaan er nieuwe rollen, die bestaande structuren doorbreken. Je ziet dat bedrijven bij innovaties behoefte hebben aan mensen die de inhoud van het werk op de werkvloer begrijpen (de beroepspraktijk) én begrijpen wat technologie daaraan kan toevoegen. De mbo’ers van nu kunnen die rol uitstekend pakken en zijn daarmee een soort vanzelfsprekende ‘implementatiespecialist’. Zij zijn heel goed om vanuit elementaire praktische kennis te komen tot integratie.”

Wat betekent dit voor het onderwijs?

“We gaan vaak buiten de comfortzone, door projecten te doen die niet vooraf in een boekje beschreven zijn. In onze visie is een skillsprogramma namelijk niet een vastgelegd programma, maar veel meer een proces van nieuw werken en het implementeren van nieuwe kennis. Zo’n proces kan je volgens vaste lijnen inrichten: opleiden, innoveren, accepteren en reageren. Dit vraagt wel om flexibiliteit van de onderwijsinstellingen.

Hoe organiseer je dit soort processen?

“We werken vooral vanuit de innovatieprojecten. Door goed contact te houden met onze partners en door hen mee te nemen in de achterliggende vraagstukken die spelen in zo’n innovatieproject, werken we samen aan structurele kennisoplossingen voor het bedrijf. Ieder bedrijf heeft een individuele vraag. Wij helpen deze bedrijven vooral met het vinden van hun ‘echte’ of ‘achterliggende’ kennisvraag. Dit is een van de onderdelen waar we als Fieldlab het bedrijf kunnen ondersteunen.”

Wat is de motivatie van bedrijven om mee te doen in jullie aanpak?

“Dat kan verschillen per bedrijf, de één doet mee om zijn netwerk binnen een sector te vergroten, de ander wil productieverbetering realiseren. Ook sociaal maatschappelijke factoren spelen mee. Alle partners vinden de verbinding met het onderwijs cruciaal. Daarnaast, omdat we als Duurzaamheidsfabriek steeds bekender worden en successen boeken, weten bedrijven ons steeds beter zelf te vinden!”

Welke ontwikkelingen zien jullie op je af komen?

“We kijken steeds meer naar de gehele keten in het productieproces, van offerte, tot engineering en realisatie. De volgende innovatieprogramma’s vinden steeds plaats aan de voorkant van deze keten. We kunnen bijvoorbeeld met simulatiesoftware anticiperen op een efficiënter productieproces (digital twinning, red.). Dit koppelen we met onze skillsprogramma’s, maar niet specifiek in de vorm van cursussen, maar als een gezamenlijke aanpak en gedeelde visie. Daarnaast verbreden we ons op de velden van energie en zorg. De demografische ontwikkeling is zodanig, dat bedrijven wel moeten investeren in hun bestaande personeel, want de bron vanuit het regulier onderwijs krimpt. Een leven lang ontwikkelen is dan ook een belangrijk element van elke ontwikkeling bij de Duurzaamheidsfabriek.”

Meer weten?

Lees hier het volledige interview.

Slimmer productonderdelen identificeren met minder fouten

Kunnen we ons productieproces verbeteren door te werken met moderne Vision-technieken en zo ja, hoe? Dat is de vraag waar VAF Instruments een antwoord op kreeg middels een SMITZH-voucher. Afgelopen zomer deden zij samen met FME, SMR Automation en RoboHouse een haalbaarheidsonderzoek naar oplossingen voor het automatisch aflezen van materiaalcoderingen. Het onderzoek is inmiddels afgerond. Resultaat: een advies met een eenvoudiger administratie, kleinere foutkans, minder handmatige controles en een betere ontsluiting van informatie.

Van de productie van meetinstrumenten tot datamanagement

Het in Dordrecht gelegen VAF Instruments is wereldmarktleider in maritieme meet- en regelsystemen. Het bedrijf bestaat al meer dan 80 jaar en levert producten en diensten aan de grote spelers in de maritieme- en procesindustrie. Om te horen hoe het haalbaarheidsonderzoek is verlopen en wat het heeft opgeleverd, interviewden we Marcel van Beveren, Quality Manager bij VAF Instruments.

SMITZH - VAF Instruments | © Verkijk

Marcel van Beveren | © Foto: Daniel Verkijk

Marcel, die ooit zelf begon als service engineer buitendienst, werkt al meer dan 26 jaar voor de organisatie. Dat is weinig in relatie tot sommigen van zijn bijna 100 collega’s, die al meer dan 40 ‘VAF-jaren’ er op hebben zitten. Niet alleen uit het aantal werkjaren, maar ook uit de passie waarmee Marcel over zijn werk vertelt, blijkt wat een bijzonder bedrijf VAF Instruments is.

Waar de nadruk in de beginjaren vooral lag op de productie van meetinstrumenten, ligt de focus van het bedrijf nu op prestatiemanagement. Marcel: “De kosten van een schip zitten voor zo’n 75% in de brandstof. Als je op de juiste wijze de gemeten data weet te interpreteren, kan het schip al snel enkele procenten bezuinigen op de brandstofkosten. Dat kan een eigenaar van een schip miljoenen opleveren.”

Naast flowmeters[1], viscositeitsdichtheidsmeters[2] en torsie-stuwdrukmeters[3]  is datamanagementsysteem IVY daarom een belangrijk product van VAF Instruments. “Met IVY kan de eigenaar op kantoor realtime de data analyseren van een schip dat ergens ver op zee vaart. VAF Instruments kan daarbij assisteren. De sensoren uit onze meetinstrumenten maken inzichtelijk of er bijvoorbeeld gebreken aan de schroef zijn of dat het schip te vuil is, waardoor de stuwkracht en de prestatie van het schip veranderen. Ook kunnen we schepen op basis van metingen adviseren om alleen het dok in te gaan wanneer dat echt nodig is. Dat bespaart enorm veel kosten.”

Het scannen van chargenummers met Vision-technologie: haalbaar?

VAF Instruments is zich zeer bewust van de mogelijkheden van nieuwe technologieën en lijkt een programma als SMITZH niet nodig te hebben om te innoveren. Marcel: “Wij zijn een innovatief bedrijf en hebben onze eigen R&D-afdeling. Er zijn echter zoveel interessante projecten om op te pakken die ontzettend veel manuren kosten, dat we keuzes moeten maken. Door gebruik te maken van de voucherregeling via SMITZH hebben we dit onderzoek inhoudelijk grotendeels door SMR Automation[4] uit kunnen laten voeren en hadden we hier zelf weinig omkijken naar.” FME bracht VAF Instruments op de hoogte van de mogelijkheden via SMITZH en in contact met de juiste partners om het project uit te voeren. Ook de projectorganisatie en procesanalyse werden door FME uitgevoerd. Fieldlab RoboHouse droeg SMR Automation aan als ideale expert voor dit vraagstuk, stelde hun testcentrum beschikbaar voor technische validatie en bewaakte de neutraliteit en kwaliteit van het proces en advies.

Marcel: “Het werken met externe partijen ontzorgt en geeft een frisse blik van buiten waardoor mogelijk nieuwe kansen gespot worden. Door een kleine financiële investering vanuit onszelf en die van SMITZH hebben we veel sneller inzichten vergaard dan wanneer we dit allemaal zelf uit hadden moeten zoeken.”

In het huidige productieproces bij VAF Instruments zetten medewerkers chargenummers van productonderdelen over in het digitale systeem en controleren dit. Waar nodig krijgen onderdelen een papieren streepjescode toegevoegd. Omdat met ieder menselijk handelen de kans op fouten toeneemt en het proces vertraagt, is VAF Instruments op zoek naar digitaliseringsmogelijkheden. In het haalbaarheidsonderzoek is onderzocht of de chargenummers, die door de leveranciers wegens omgevingseisen in de materialen geperst, gestanst of gegoten worden, met technieken als OCR, EAST-tekst en Tesseract-herkenning ingescand kunnen worden.

Resultaten en vervolg: legio mogelijkheden voor nieuwe innovaties

Omdat de afdrukken op alle productonderdelen zo verschillend zijn, concludeerde SMR Automation dat de beste oplossing voor het verbeteren van het proces niet in moderne cameratechnieken ligt. Aanbeveling van het onderzoek is om in ieder productonderdeel een datamatrix te graveren. Dit is een soort QR-code waarin informatie opgeslagen kan worden. Voordeel hiervan is dat je met de meest simpele smartphone de data al kunt uitlezen. Een ander voordeel van deze oplossing is dat je niet alleen het chargenummer kunt koppelen aan het productonderdeel, maar bijvoorbeeld ook het type product, een website en informatie over reserve-onderdelen kunt vastleggen.

Marcel: “Wij zijn blij met het advies uit het onderzoek. In het nieuwe jaar starten wij intern met een projectgroep om dit advies te realiseren. De koppeling tussen data en het product zal ons tijd besparen tijdens het productieproces en in het natraject.” Het haalbaarheidsonderzoek heeft niet alleen een basis gelegd voor een volgende stap, maar ook aangewakkerd tot tal van ideeën voor nieuwe innovaties. Marcel: “Hoe fantastisch zou het zijn om geen handleidingen en certificaten meer mee te hoeven sturen met de levering. Door een simpele scan wordt de juiste informatie direct zichtbaar voor de eindgebruiker. Weg met de papierrompslomp, die in de praktijk toch vaak moeilijk vindbaar is aan boord van een schip.”

[1] Meet de doorstroming en/of hoeveelheid gas, damp of vloeistof die zich door een buis beweegt.

[2] Meet de stroperigheid van een vloeistof.

[3] Meet de spanning die ontstaat door draaiing van een as.

[4] SMR Automation is inmiddels opgeheven. Fieldlab RoboHouse biedt gelijkwaardige hulp bij het doen van een haalbaarheidsonderzoek.

Meer informatie

Ben jij een Zuid-Hollands bedrijf en heb je ook interesse in een haalbaarheidsonderzoek? Neem dan vrijblijvend contact op, wij kijken graag of we ook jou kunnen helpen. Vragen specifiek over deze pilot kunnen gesteld worden aan Marco Kirsenstein van FME.

Flanders Make Symposium en cijfers vanuit Vlaanderen

26 november vond het Flanders Make Symposium plaats. Dit jaar stond het belang van data en artificiële intelligentie voor een succesvolle digitale transformatie centraal. Op het symposium waren ook een hoop bedrijven met een demonstratie uit onze regio aanwezig. In dit artikel, wat oorspronkelijk door Sammy Soetaert in opdracht van Motion Control werd geschreven, nemen we je mee in aantal cijfers en ontwikkelingen die deze dag gedeeld werden en ook voor ons relevant zijn.

Onderzoek Flanders Make geeft positief beeld over innovatiekracht

Flanders Make voerde samen met PwC 2 jaar terug een eerste onderzoek uit naar de de digitale transformatie van de Belgische maakbedrijven. Onlangs deed het onderzoekscentrum die oefening nog eens over en lichtte de resultaten toe tijdens het jaarlijks Symposium. De resultaten zijn positief, want het besef om te investeren in Industrie 4.0 blijkt zeker aanwezig. Maar door de globale economische situatie is waakzaamheid geboden. Uit de enquête kwamen enkele markante ontwikkelingen naar voren die ook voor onze regio goed zijn om alert op te zijn.

Urbain Vandeurzen

Urbain Vandeurzen

Economische onzekerheid

Flanders Make voorzitter Urbain Vandeurzen wees de aanwezigen meteen op de economische realiteit: “Gedurende dit jaar zijn de voorspellingen over de economische groei voortdurend naar beneden bijgesteld. Ook het IMF voorziet een wereldwijde groei van slechts 3%, dat is historisch gezien op het niveau van de crisisjaren 2008-2009. De oorzaak daarvan is onder andere te vinden bij de handelsoorlogen. Op Belgisch niveau spreken banken over een groei van 0,8%, maar daarbij is geen rekening gehouden met een harde Brexit. De onzekerheid daaromtrent zorgt voor minder investeringsvertrouwen. De machinebouw heeft ten slotte nog te leiden onder de CAPEX-investeringen die onder druk staan, waardoor minder geld binnenkomt.”

Digitale omwenteling

“Naast deze economische onzekerheid worden bedrijven ook geconfronteerd met strategische uitdagingen, zoals de noodzakelijke digitale omwenteling. Dat vraagt investeringen. We zien dat bedrijven die hun investeringen op een hoog peil houden, flexibel kunnen inspelen op de evoluerende marktvraag. Zij slagen er zelfs in om hun positie te versterken. Dat blijkt ook uit onze bevraging.”

Cijfers geven positief beeld

De bevraging waar Vandeurzen naar verwijst geeft België een positief beeld. 122 bedrijven namen er aan deel, een mengeling van grote bedrijven en mkb’ers met daarbij zowel leden als niet-leden van Flanders Make. Vandeurzen: “Wat opvalt is dat de respondenten voor de volgende 3 jaar ondanks de terugvallende economische groei gemiddeld 5.8% wil investeren. Dat is toch een zeer positieve vaststelling. Tot onze tevredenheid zien we bovendien dat onze leden daar bovengemiddeld scoren. We stellen vast dat bedrijven inzien dat investeren in hun digitale transformatie broodnodig is. 58% van de bedrijven die meewerkten aan de enquête heeft al een strategisch plan voor de introductie van nieuwe digitale technologieën geïmplementeerd, terwijl 24% aangeeft dat ze al een plan hebben, maar de implementatie nog niet gestart zijn.”

Wijzigingen in prioriteiten: data bovenaan

Nog opvallend in de studie: in de studie van 2017 gaven respondenten nog aan dat ze cloud computing en 3D-printing als belangrijke technologieën voor de toekomst zagen, maar beide zakken nu in de lijst. Vandeurzen heeft een dubbele verklaring voor dit fenomeen: “Dat kan enerzijds betekenen dat bedrijven ondertussen die technologieën al beter kunnen inschatten, maar anderzijds zien we ook de sterke groei van alles wat met data te maken heeft: onder meer AI, big data analyse, connectiviteit en het gebruik van sensoren staan nu bovenaan de agenda. Data is steeds meer het nieuwe goud.”

Dirk Torfs

Dirk Torfs

Belang van langetermijnvisie en digitale profielen

Dirk Torfs, CEO van Flanders Make, benadrukt de nood aan een visie op lange termijn: “Vandaag ligt de focus vooral op het toepassen van modelgebaseerd ontwerp van producten en productie. In 2024 evolueren we naar de ontwikkeling van digital twins van fysieke producten en tegen 2028 stomen we productiebedrijven klaar voor hybride werkcellen, waarin mensen en robots efficiënt samenwerken. Mensen vervullen in de toekomst een essentiële rol om flexibiliteit in de productie te garanderen. Ze zijn daarom de sleutel voor een succesvolle implementatie van nieuwe technologieën.” Vandeurzen beaamt: “Digitaal talent vinden blijkt een belangrijke hinderpaal bij de digitale transformatie, volgens 59% van de respondenten.” Digitalisering is absoluut noodzakelijk, daar kan iedereen het eens over zijn. Klanten vragen immers steeds vaker om producten op maat, aan de prijs van massaproductie en met korte leveringstermijnen. Productiefaciliteiten moeten daaraan aangepast worden, zodat ze snel en efficiënt omgebouwd kunnen worden voor de productie van varianten en productfamilies. De mens blijft een centrale rol spelen in dat proces, al zal die rol wel veranderen. Al deze onderwerpen kwamen mooi naar voor in de diverse testopstellingen en demonstraties die getoond werden.

Het volgende Flanders Make Symposium 2020 vindt plaats op 24 november 2020.

Meer weten over de maakindustrie in Vlaanderen?

Bezoek dan de website Flanders Make.

 

RAMLAB ontvangt Europese financiering voor grootschalige doorontwikkeling en toepassing 3D-metaalprinten

Onlangs ontving fieldlab RAMLAB de bevestiging dat hun Grade2XL-voorstel voor een groot Europees Horizon 2020 project is goedgekeurd. Dit betekent zo’n € 10 mln. financiering voor het project, waarvan 80% door Horizon 2020. Samen met 20 andere partners uit heel Europa zal RAMLAB de unieke WAAM-technologie (3D-metaalprinten met lastechnologie) doorontwikkelen en de toepassing ervan stimuleren. SMITZH bood op diverse manieren ondersteuning in aanloop naar dit impactvolle project.

Het project

In Grade2XL wordt WAAM (Wire Arc Additive Manufacturing) als snelle en hoogwaardige methode voor 3D-metaalprinten doorontwikkeld. Het project maakt het mogelijk om op industriële schaal metalen producten te printen waarvan de samenstelling en materiaaleigenschappen op iedere plek geoptimaliseerd zijn voor de toepassing. De excellente beheersing van de procescondities maakt het ook mogelijk de producten te certificeren zonder verdere testen. Deze ontwikkelingen zijn revolutionair in de metaalverwerkende industrie. 3D-printen wordt ‘the next big thing’ voor Europese mkb’s in (groot)metaal. In het project werken 21 partners uit verschillende Europese landen samen. Uit Nederland participeren naast RAMLAB de Zuid-Hollandse organisaties M2i (Stichting Materials Innovation Institute), TU Delft en Valk Welding in Grade2XL.

Grootschalige impact

Naar verwachting zal het project op Europees niveau een aanzienlijke kostenreductie opleveren voor de deelnemende partners; miljarden euro’s bij eindgebruikers besparen aan CO2 uitstoot; meer dan 1.000 mkb’ers bereiken en 300 banen opleveren. Voor onze regio is de impact voor fieldlab RAMLAB belangrijk, zowel als producent als in de kennisbenutting. M2i is de initiator en coördinator van dit project. Zij vertalen inzichten uit het materiaalonderzoek naar kansen voor nieuwe WAAM producten. Voor Valk Welding levert het project een nieuwe potentiële afzetmarkt op voor WAAM-systemen en -cursussen. TU Delft zal naar verwachting een tiental publicaties opleveren over deze nieuwe technologie en de toepassing ervan.

“Met Grade2XL krijgen we de kans om WAAM nog sneller op de markt te brengen en ook toepasbaar te maken voor het mkb.” – Vincent Wegener, Managing Director RAMLAB.

Over Horizon 2020

Horizon 2020 is het grootste programma voor onderzoek en innovatie ooit van de EU. Het is bedoeld om doorbraken, ontdekkingen en wereldpremières uit de laboratoriumomgeving te halen en op de markt te brengen. Horizon 2020 geniet de politieke steun van de Europese leiders en de leden van het Europees Parlement. Ze zijn overeengekomen dat investeren in onderzoek en innovatie essentieel is voor de toekomst van Europa, en hebben dit centraal gepositioneerd in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Dat het Grade2XL voorstel financiering krijgt vanuit Horizon 2020 zegt iets over het unieke innovatieve karakter van dit project en de potentie ervan.

Rol SMITZH

SMITZH hielp fieldlab RAMLAB bij het uitvoeren van diverse kiemprojecten met bedrijven als Fokker, Man Energy Solutions, voestalpine en Air Products waarin demonstraties van de nieuwe technologie werden gegeven. Meer daarover lees je onder andere in dit artikel over Flexible Manufacturing. Daarnaast bood SMITZH ondersteuning bij de uitbouw en werd er hulp geboden bij het tegenlezen van de voorstellen. Ben jij een Zuid-Hollands bedrijf en zoek je hulp bij het opschalen van jouw Smart Manufacturing project? Neem dan vrijblijvend contact op, wij kijken graag of we ook jou kunnen helpen.

Meer informatie

Neem contact op met Anton Duisterwinkel.

€ 5,6 mln. voor digital twin onderzoek

Vorige week maakte de Nederlandse Onderzoeksraad (NWO) bekend dat er vanuit het landelijke Perspectief-programma financiering vrijkomt voor een onderzoek naar digital twinning. Aan het onderzoek nemen maar liefst 5 Zuid-Hollandse partners deel: Airborne, Demcon, TNO, TU Delft en Universiteit Leiden. Voor het onderzoek zullen de cases en systemen van de deelnemende bedrijven gebruikt worden. Dit betekent dat de inzichten uit het onderzoek waarschijnlijk makkelijk en snel toegepast kunnen worden door andere maakbedrijven uit de regio.

 

Het onderzoek

Digitale tweelingen zijn nu meestal gebaseerd op statische theoretische modellen die uitgaan van normaal gedrag. Door deze modellen te koppelen aan meetgegevens die aangeven hoe het systeem daadwerkelijk functioneert en deze data te combineren met kunstmatige intelligentie, maken de onderzoekers digitale kopieën die zichzelf continu verbeteren en aanpassen. Het onderzoek geeft hopelijk antwoord op vragen als: In welke situaties kan digital twinning worden toegepast?, Wat is daar dan minimaal voor nodig?, Waar vind je de programmatuur ervoor?, en Welke eisen stel je aan de software maar ook aan hardware en omgeving?. De looptijd van het onderzoek is maximaal 6 jaar. Het programma wordt geleid door professor Jayawardhana (Rijksuniversiteit Groningen). Overige deelnemers zijn onder meer: ASML, Océ, Philips, Tata Steel en VDL Groep.

Digital twinning en SMITZH

Digital twinning is één van de vier speerpunten binnen het vervolg van het SMITZH-programma. Digital twins ofwel digitale tweelingen zijn simulaties in software van echte machines en installaties. Denk bijvoorbeeld aan vluchtsimulatieprogramma’s. Binnen SMITZH ontwikkelen we methoden waarbij gebruikt wordt gemaakt van digital twins om productielijnen sneller, beter en goedkoper te ontwerpen en bouwen. Ook richten we ons op het trainen van personeel, met name op dat uit het mkb. De inzichten uit het onderzoek waar partners TNO en TU Delft bij betrokken zijn, kunnen waardevol zijn voor meer toepassingen in onze regio. Vanuit SMITZH is er vooraf dan ook op aangestuurd om ook het mkb bij het onderzoek te betrekken.

Over het Perspectief-programma

Het Perspectief-programma van NWO wordt gefinancierd door het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het daagt wetenschappers uit om samen met gebruikers nieuwe onderzoekslijnen op te zetten die een economische en maatschappelijke impact hebben. In totaal hebben 5 nieuwe onderzoeksprogramma’s 18 miljoen euro gekregen. Dat er hiervan 4 miljoen naar digital twinning gaat, geeft aan hoe actueel dit thema is en verwachtingsvol er naar dit thema gekeken wordt. De resterende € 1,6 mln. is door de deelnemende bedrijven ingelegd.

 

Meer informatie

Neem contact op met Sarah de Smet van Airborne

Is de maakindustrie, kurk van onze economie, toekomstbestendig?

OPINIE – Recente cijfers van het CBS tonen aan dat de maakindustrie steeds meer de kurk is waarop onze economie drijft, zeker nu landbouw en aardgas onder druk staan. Maar hoe toekomst-bestendig is die industrie? In Zuid-Holland werken we daar met elkaar aan. Doe mee!

‘Nederland moet het hebben van machines’ kopte dagblad Trouw op 5 november, op basis van cijfers van het CBS. De toegevoegde waarde door export van machines en onderdelen bedroeg 15,8 miljard euro in 2018, net zoveel als de nummers 2 (metaal), 3 (sierteelt) en 4 (aardgas) opgeteld. Bovendien groeide die toegevoegde waarde met 32 procent sinds 2015, terwijl de sierteelt stagneerde en aardgas 30 procent daalde. De toegevoegde waarde van nummer vijf, hoogwaardige kunststoffen, is de afgelopen vier jaar zo sterk gestegen, dat ik verwacht dat deze sector de sierteelt en aardgas snel zal inhalen. De conclusie is overduidelijk: Nederland is een maakland. Onze economie hangt steeds meer af van de kracht van onze maakindustrie. Dat die maakindustrie ook de sector is die de systemen levert voor schone energie, stallen en mobiliteit, is meer dan mooi meegenomen. Een krachtig beleid om die industrie te ondersteunen met faciliteiten voor innovatie, opleiding van talent en financieringsinstrumenten is hoognodig.

De provincie Zuid-Holland loopt voorop met zo’n beleid. Op 4 november is het vervolg van SMITZH officieel gestart, een programma om de maakindustrie moderner en efficiënter te maken. De provincie investeert ruim 5 miljoen in SMITZH in een totaalprogramma van 12 miljoen euro. Partners zijn: InnovationQuarter, TNO, MRDH, zeven fieldlabs, twee hogescholen, TU Delft en drie brancheverenigingen. Het programma richt zich op de ontwikkeling van slimme maaktechnologie, de toepassing daarvan door de Zuid-Hollandse maakbedrijven en de ontwikkeling van talent dat met die technologie uit de voeten kan. Denk aan de ontwikkeling van robots die op basis van technische tekeningen produceren zonder programmering. Of simulaties om productieprocessen te kunnen optimaliseren. Of ook techniek die mensen helpt om complexer en leuker werk snel te leren en foutloos uit te voeren. En natuurlijk veilige systemen om gegevens te delen, onbespied en onbedreigd door hackers. Toepassing van deze digitalisering maakt de industrie efficiënter en schoner. Zo maken we de maakindustrie toekomstbestendiger.

Maar toekomstbestendigheid is meer dan digitalisering alleen. De maakindustrie is steeds sterker afhankelijk van een efficiënte toeleverketen, goed opgeleid personeel, optimale logistiek en vestigingscondities en flexibele regels. Samen met de Economic Board Zuid-Holland, Holland Instrumentation en anderen werkt InnovationQuarter daarom aan versterking van het ecosysteem van de maakindustrie.

Daarnaast moet die industrie ook duurzaam en circulair worden. Dat gaat hand en hand met digitalisering, die bijdraagt aan efficiëntere productie èn nodig is om circulariteit mogelijk te maken. Bijvoorbeeld met digitale materiaalpaspoorten en systemen voor meten en scheiden van reststromen. Zuid-Holland werkt met andere regio’s en het ministerie van EZK aan het in kaart brengen en verspreiden van zulke circulaire oplossingen.

Ook de maakindustrie zelf verandert. Er wordt geëxperimenteerd met concepten waar (de ontwikkeling van) productie als dienst wordt aangeboden: Factory-as-a-Service. Dergelijke experimenten ondersteunen en onderzoeken we vanuit SMITZH.

Ten slotte: Zuid-Holland is geen eiland. Samenwerking in Nederland en Europa is nodig om de echte concurrenten in Amerika en Azië voor te blijven. Ook dat is nodig voor een toekomstbestendige maakindustrie in Zuid-Holland. En omdat bijna een kwart van de Nederlandse economie zich concentreert in die ene provincie, bepaalt dat de toekomstbestendigheid van de Nederlandse economie.

Dit opinie-artikel is geschreven door Anton Duisterwinkel

Meer weten?

Stuur een e-mail naar:
Anton Duisterwinkel, Programmamanager SMITZH.

Terugblik eerste SMITZH Assembly

Op maandag 4 november vond de eerste SMITZH Assembly plaats. Het stakeholderevent om iedereen die aan het programma meewerkt fysiek bij elkaar te brengen. We denken dat we de bedrijven in onze regio nog beter kunnen helpen, als we van elkaar weten wat we doen, wat er mogelijk is en welke inspirerende verhalen er al te vertellen zijn. Blik samen met ons terug op deze succesvolle dag.

Een Assembly… voor wie?

Assembly betekent bijeenkomst of samenzijn; maar ook het samenvoegen van verschillende onderdelen. En dat is precies wat we met dit unieke stakeholderevent wilden bereiken. Genodigden waren niet alleen betrokken maakbedrijven, experts en toeleveranciers; maar ook overheden en samenwerkingsverbanden; communicatieprofessionals en natuurlijk alle fieldlabs, onderzoekers en programmaondersteuners. In totaal waren er zo’n 80 aanwezigen. Voor iedere groep was er naast het plenaire programma een break-out sessie op maat.

SMITZH. Waarom en waarheen?

Het plenaire programma vond plaats in het Science Centre Delft waar Anton Duisterwinkel (InnovationQuarter) en Lotte Groen (TNO) terugblikten op de eerste twee fases van het SMITZH-programma. Vervolgens werd de derde fase uitgelicht. Bij het eerste blok van fase drie staat innovatie centraal. Dit blok bestaat uit het ontwikkelen, valideren en demonstreren van toepassingen op het gebied van Flexibele Manufacturing, Mensgerichte Technologie, Digital Twinning en het delen van data. Het tweede blok van fase drie draait om implementatie. Hier gaat het om bedrijven, internationalisatie, mensen en de fieldlabs die allemaal aan de slag gaan.

Highlights SMITZH-2

In sneltreinvaart kwamen er 3 projecten uit SMITZH-2 voorbij en de daar geleerde lessen. Thijs Weggemans (Scheepswerf Slob) legde de ins en outs uit van Digital Twinning. Ward Bingley (Boers & Co) vertelde over het Operator Supporter System wat het leerproces van een medewerker versneld. In hun pilot met TNO kregen zij de benodigde begeleidingstijd van 6 uur naar 2 uur. Marco Kirsenstein (FME) deelde de mogelijkheden van vision technologie als alternatief voor barcode labels uit het haalbaarheidsonderzoek van VAF Instruments.

Bestuurders aan het woord

Bas Vollebregt (wethouder economie Delft) legde de nadruk op hoe waardevol de samenwerkingen zijn en hoe belangrijk implementatie is. Uit de naam van de MRDH, die SMITZH-2 financierde, droeg hij symbolisch het stokje over aan de provincie. Doormiddel van een videoboodschap liet Adri Bom-Lemstra, gedeputeerde Economie en Innovatie Zuid-Holland, haar trots blijken voor het SMITZH-programma en vertelde zij over de start van derde fase van het SMITZH-programma. Zuid-Holland als internationaal zwaartepunt voor de Smart Manufactering op gebieden als lucht en ruimtevaart; maritime en offshore; instrumenten en sensoren; en agro en food.

SMITZH-3: Innovatie

De nieuwe programmalijnen werden geschetst door Gergor van Baars (TNO) en Kjelt van Rijswijk (SAM│XL). Zij gaven inzicht in het flexibel maken, assembleren en inspecteren van lichtgewicht constructies. Marije Bakker (FME) gaf een kijkje in de aanpak voor het werven van potentiële bedrijven om te ondersteunen met het SMITZH programma. Ton Bastein (TNO) gaf uitleg over hoe de maakindustrie circulaire economie kan gebruiken in de praktijk. Marie-Claire van Doremalen (Koninklijke Metaalunie) en Daan Wortel (Duurzaamheidsfabriek) vertelden samen over de toekomst van lasrobotica en het belang van een leven lang ontwikkelen.

Break-out sessies

Na het plenaire deel werden alle deelnemers doorverwezen naar hun eigen break-out sessie waar interactie centraal stond. Elske Janssens (MRDH) en Lotte de Groen (TNO) gaven samen een break-out sessie over hoe je bedrijven kunt helpen met SMITZH vanuit jouw rol. Tijdens de break-out sessie van Anton Duisterwinkel (InnovationQuarter) en Marije Bakker (FME) kregen deelnemers praktische hulp bij het verbeteren van hun maakproces. Mandy van Tilborg (InnovationQuarter) hield een sessie over hoe communicatie meer effect krijgt door samenwerking. Tenslotte was er de mogelijkheid tot het kiezen van de break-out over leven lang ontwikkelen door initiatieven en plannen gegeven door Marie-Claire van Doremalen (Koninklijke Metaalunie) en Daan Wortel (Duurzaamheidsfabriek) of een rondleiding met uitleg over de verschillende labs in RoboHouse door Jaimy Siebel (RoboHouse) en Gu van Rhijn (TNO).

Afsluiting

Aan het einde van het programma vond een netwerkborrel plaats onder live-muziek van studenten van de TU Delft. Ook werden er nog toelichtingen gegeven op de verschillende onderdelen van fieldlab RoboHouse. Wij danken een ieder voor hun aanwezigheid en actieve bijdrage aan de Assembly.

Heb je algemene vragen?

Neem contact op met Anton Duisterwinkel